Koers houden!
Hoe ga je om met een bejaarde vader die psychiatrisch patiënt is en die nog rijk denkt te worden met boten bouwen?
Raadsels op dinsdagochtend
Een interview wordt afgezegd dus ik heb een vrije ochtend en ik ga even koffiedrinken bij mijn vader. Hondje Guus mee, onderweg appeltaart halen, even kijken hoe het vandaag weer is.
‘Pap, wil je alsjeblieft met je rollator lopen?’ vraag ik als ik zijn woongroep binnenkom en mijn vader zwalkend in de huiskamer aantref. Hij laat consequent zijn rollator in een hoek staan en ik kan de gekneusde ribben niet meer tellen.
‘Oh, maar ik líep niet hoor’, liegt hij onuitstaanbaar, terwijl ik hem help te gaan zitten aan de eettafel waar een nieuwe huisgenoot nog zit te ontbijten.
Acht mannen wonen hier. Op mijn vader na hebben ze allemaal Korsakov en volgens mij ben ik het enige bezoek dat hier over de vloer komt.
Ik doe mijn jas uit en maak koffie, terwijl ik de nieuwe huisgenoot aan mijn vader hoor vragen hoe die aan zo’n knappe dochter komt. Ik vul de filter en luister naar mijn vaders antwoord.
‘Die heb ik zelfgemaakt,’ hoor ik hem triomfantelijk zeggen. En op de vervolgvraag of hij dan ook zo’n knappe vrouw had, antwoordt hij ‘me dunkt van wel’. En dat het nu helaas zijn ex-vrouw is.
Ik glimlach, zet het apparaat aan en snijd de taart in stukken.
Als ik bordjes pak, zie ik vanuit mijn ooghoek hoe beide mannen krentenbollen voeren aan Guus. ‘Hee,’ roep ik, te laat natuurlijk, Guus schrokt de boel naar binnen alsof hij nooit te eten krijgt.
Twee grijnzende mannen en een kwispelend hondje.
‘Waar kom je vandaan?’ vraag ik de nieuwe huisgenoot als ik de koffie en taart op tafel zet.
‘Terneuzen’, is het antwoord.
Mijn vader vertelt dat hij daar ooit een jaar bij het Rode Kruis heeft gewoond.
Ik heb mijn vader zestien jaar niet gezien en die tijd heb ik nog steeds niet in kaart. Ik weet flarden: het Leger des Heils hier, een daklozenpension daar, en nu dus weer een jaar Terneuzen. Waarover ik niets te weten kom: ‘Ach, dat is allemaal voorbij,’ mompelt mijn vader.
Ik luister een tijdje naar hoe de twee mannen een onhandig gesprek met elkaar voeren. Ruige levens, grote brokken.
Voor ik weer wegga, wil mijn vader nog iets laten zien aan me. Hij heeft namelijk een air-fryer over.
‘Een air-fryer óver?’ vraag ik.
Ja, hij had er twee, de ene staat nu hier in de keuken en als ik wil, is die andere voor mij.
Ik snap al niet dat hij er eentje heeft, dus hoe komt hij er aan twee?
Niemand die het weet, ook de woonbegeleider van dienst niet.
En ja, in de kamer van mijn vader staat inderdaad een air-fryer.
Ook dit blijft een raadsel.
Iets waar ik met een vader als de mijne bijna aan gewend ben.
Trea van Vliet