Acht keukens, twee kippen
Eens in de zoveel tijd ga ik met een snelle blik door de mailbox van mijn vader om te zien of zijn botenprojecten niet uit de hand lopen en gisteren zag ik een offerte van een grote keukenfirma.
Acht keukens, voor in zijn acht duwboten.
‘Waarom eigenlijk acht, pap?’ vroeg ik laatst.
‘Als je zeven duwboten laat bouwen, is de achtste zo goed als gratis’, antwoordde hij op een toon alsof hij niet anders doet dan boten bestellen. Wat feitelijk ook zo is.
Het moeilijke van de gekte van mijn vader is dat die ook zin geeft aan zijn leven.
‘Hij zit weer hoog in zijn waan’, zegt zijn verzorger als m’n vader hele dagen aan het rekenen is.
‘Ik moet toch iets om handen hebben’, zegt m’n vader als ik vraag waar het toch heen moet met al die botenplannen.
Ik zie het ware in beide standpunten. Er loopt een dun lijntje tussen de botenplannen en de psychose, maar het antwoord van zijn behandelaars ligt altijd in medicijnen en nooit in mijn vader helpen iets zinnigs met zijn energie te doen.
Een tijd terug wilde mijn vader kippen gaan houden. Ik blij: zorgen voor kippen betekent bewegen en verantwoordelijkheid. Het mocht van zijn huis, op voorwaarde dat mijn vader alles zou uitrekenen en organiseren. Laat dat maar aan mijn vader over: in no time lagen er tekeningen met afmetingen, een voerschema en een winstprospectus (want mijn vaders eigenlijke plan was natuurlijk rijk worden met biologische eitjes). De tekeningen gingen richting activiteitencentrum. De begeleider die mijn vader zou helpen timmeren had nooit tijd, werd toen overgeplaatst en daarna bestond het kippenhok alleen nog in het hoofd van mijn vader die niet begreep waarom het zolang moest duren. Anderhalf jaar later kwam er iemand langs die af wilde van twee oude kippen die geen eieren meer legden. Met hok en al werden ze op het terrein gezet. Had Henk mooi zijn kippen, dachten ze. Mis. Want wat zei mijn vader toen ze vroegen of hij naar de kippen kwam kijken?
‘Die kippen komen maar naar mij.’
Ik snap dat. Want dit waren zijn kippen niet meer.
Hoe zullen we het gezonde in zijn gekte aanspreken, vroeg ik maar weer eens in het multidisciplinaire overleg. Uitkomst: voortaan zouden ze mijn vader vragen om de weekmenu’s op te stellen en te budgetteren. Zijn kwaliteiten kon hij zo realistisch inzetten voor iets wat hij graag doet: lekker eten. We legden het mijn vader voor, die droogjes zei “ik meen dat ik me beter kan focussen op het managen van mijn eigen werk in plaats van te werken voor een ander”.
Stiekem was ik net zo trots als dat ik getergd was.
En nu ga ik acht keukens afbestellen.
(Uit de reeks Koers houden – Hoe ga je om met een bejaarde vader die psychiatrisch patiënt is en die nog rijk denkt te worden met boten bouwen?, verschenen in Trouw)